Ik ben de Koningin van mijn innerlijke koninkrijk.
De Schrijfster in mij vindt dat een lekker beginzinnetje. Het hele koninkrijk is dan meteen wakker, want over wie gaat het vandaag? Ze staan met z’n allen te dringen om mee te kunnen lezen… oh nee, wacht, niet allemaal. Kijk, daar staat de Filosoof. Die verlaagt zich niet tot het roepen van “ik .. ik .. ik ben aan de beurt ..” nee, sterker nog, hij probeert voorzichtig en onopvallend het paleis te verlaten.
Dat kan natuurlijk niet. Ik, de Koningin, moet mijn kroon opzetten, op de troon gaan zitten en die Filosoof bij me roepen. “Wat is er toch met ons?” vraag ik dan. “Waarom kunnen wij niet zijn zoals Ik, als Koningin, kan zijn met de anderen?” De Filosoof is verlegen – huh? Dat past toch niet bij een Filosoof? Dat is toch een denker? Degene die vragen stelt, nieuwsgierig is? Degene in mij die analyseert, logisch nadenkt, afwegingen en keuzes maakt? Die conclusies trekt en een mening vormt? Dat is toch niet iets om verlegen over te zijn? Mijn Filosoof heeft dat wel. Die is bang dat anderen hem arrogant vinden. En dan is hij wel aanwezig in het koninkrijk, maar hij wil niet opvallen.
De Filosoof en ik hebben een zeer moeizame relatie. Heel lang heb ik ontkend dat in mijn koninkrijk ook een Filosoof huisde. Omdat ik hem ( – hee, mijn innerlijke Filosoof is een man, nou dat weer – waarom zou dat zo zijn? – maar dit terzijde ) die Filosoof dus, heb ik namelijk op mijn zestiende uit mijn leven en mijn koninkrijk verbannen. Ik was helemaal klaar met nadenken, leren en ontwikkelen, ik had er genoeg van. Ik wou dat de mannen mij leuk en lekker zouden vinden en niet dat ze een goed gesprek met me zouden kunnen voeren. Ik moest nog 2 jaar naar school en ik maakte mijn opleiding af zonder dat ik er enige moeite voor deed. Daarna zat ik natuurlijk wel 4 maanden zonder werk (ik was niet aangenomen bij het Nationaal Ballet omdat ik te dik en niet goed genoeg was en ook niet aangenomen op de toneelschool, omdat ik nog zo jong was en me slecht had voorbereid. ‘Kom volgend jaar maar terug,’ zeiden ze) maar na die 4 maanden kinderoppas en schoonmaakster, kreeg ik een baan bij de televisie en rolde ik van tv-shows naar mijn eigen dansgroepje, van mijn balletschool naar een huwelijk, van een scheiding naar het theater en de film. En tussendoor vonden de mannen mij veelvuldig leuk en lekker.
“Heb jij dan nooit last gehad van seksueel ongepast gedrag en intimidatie?” vroeg een jongere vriendin. Natuurlijk heb ik dat meegemaakt, ik kwam in 1966 van school, midden in die seksuele revolutie. Alleen had ik er geen last van. Omdat ik, hoe ik ook mijn best deed om alleen maar sexy en lief te zijn, altijd nog een logisch-denker in me had. Ik bedoel, wat kun je verwachten als een oudere, machtige (want regisseur) man je uitnodigt in zijn hotelkamer om half twaalf in de avond? Dan gaan we echt geen plannen maken voor audities in Londen, toch? Dus ik zei dat ik hem een kinderachtige klootzak vond en dat verhaal van die audities een goedkope truc en ging verontwaardigd naar mijn eigen bed. De volgende dag was een beetje ongemakkelijk repeteren, maar ook dat ging gauw over: we deden allebei net alsof het niet was gebeurd. Waar t om gaat is dat ik nee kon zeggen, ik had de keuze om iets wel of niet te doen. Zoals ik ook de keuze had om wel of niet mijn blote borsten te laten zien tijdens een auditie-filmpje voor een casting-bureau. Ik koos voor wel, maar ik vroeg tijdens het optillen van mijn shirtje of hij zich straks ging zitten aftrekken bij het zien van mijn tieten. Zo gek, ik heb nooit meer wat gehoord van dat castingbureau. Dus last…. ? Omdat ik prachtige kansen ben misgelopen? Het is maar helemaal de vraag of die kansen er echt waren. Zou ik nou echt meer filmrollen hebben gekregen omdat een regisseur mijn blote-tieten filmpje had gezien? Ik geloof er niets van. Ik was ook niet echt aan de bak gekomen in Londen denk ik. En ik vond mezelf eigenlijk niet echt geschikt om een popprogramma te presenteren. Dus wel of niet naar bed om dat baantje te bemachtigen vond ik een eenvoudige keuze: niet dus. No hard feelings, de regisseur die niet mee naar mijn kamertje mocht nam zijn vriendinnetje als presentatrice en dat was zeker ook gebeurd als ik hem wel ter wille was geweest. Ik vond dat toen allemaal heel gewoon, ik had nergens last van. Tja, natuurlijk werden er seksueel getinte opmerkingen gemaakt door floormanagers en toneelmeesters en muzikanten, maar het stond mijn werk als danseres, choreografe of actrice niet in de weg. Er is nooit iemand geweest die zich met geweld aan mij heeft opgedrongen en de enige keer dat ik een onverwachte hand tussen mijn benen voelde in een volle kroeg, maakte ik zoveel stampij dat de man in kwestie razendsnel het café verliet.
Ik heb dus veel pret gemaakt met de mannen met geen enkel ander doel dan pret. Nooit iets tegen mijn zin gedaan, nooit seks ingezet om een rol te krijgen. Geen gevalletje me-too lijkt me. En geen spijt dat mijn leven en mijn werk op deze grillige manier gelopen is. (Nou ja, geen spijt… geen spijt… Achteraf is het jammer dat ik niet nog een keer geprobeerd heb om naar de toneelschool te gaan, maar dat ik het niet gedaan heb, paste toen wel bij mijn levensstijl: ik nam helemaal niets werkelijk serieus.)
Ik was zeker niet de Koningin van mijn innerlijke koninkrijk.
Maar … Ik ging na een paar jaar toch voorzichtig nadenken over wat ik nou eigenlijk aan t doen was. En zo kwam de Filosoof een heel klein beetje terug. Ik las weer eens een boek, ik ontwikkelde me in mijn werk als docent. Ik moest toegeven dat mijn gedrag niet het beoogde resultaat had opgeleverd. En met de jaren kwam het plezier terug in logisch nadenken, vragen stellen, leren en ontwikkelen, conclusies trekken en zelf een mening vormen. En kon ik niet anders dan toegeven dat in mijn koninkrijk een Filosoof thuis hoort.
Maar helemaal op z’n gemak is die Filosoof nog niet: hij heeft af en toe nog last van grootheidsschroom.